Elke aanbieder wil natuurlijk een zo hoog mogelijke omzet, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan!

Het hangt namelijk van best wat dingen af! Zo is bijvoorbeeld de marktvorm waarin de aanbieder opereert enorm belangrijk.

Het wisselt namelijk per marktvorm hoeveel invloed een aanbieder heeft op de hoogte van de prijs. We zetten hier twee type marktvormen voor je op een rijtje; volkomen en onvolkomen concurrentie.

Volkomen concurrentie

Als een aanbieder zich op een markt van volkomen concurrentie bevindt, dan heeft deze aanbieder geen invloed op de prijs. De prijs staat namelijk vast op een markt van volkomen concurrentie. De omzet (TO) neemt dus met dezelfde prijs toe voor elk product dat de aanbieder verkoopt. Stel dat de marktprijs 10 euro per stuk is, een aanbieder verkoopt 1.000 stuks. De totale omzet kun je dan berekenen door _prijs _ afzet* te doen. In dit geval zal de totale omzet dan 10.000 euro (10 * 1000) zijn.

Zo werkt de app

• Download de app

Onvolkomen concurrentie

Bij een markt van onvolkomen concurrentie kan de aanbieder de prijs wél beïnvloeden. Onvolkomen concurrentie is een naam voor alle type marktvormen waar volkomen concurrentie niet geldt. Een monopolist is een voorbeeld van zo’n aanbieder die zich begeeft op een markt van onvolkomen concurrentie. Een monopolist is alleen in een markt en kan daarom dus zelf de prijs bepalen. Wel moet hij er rekening mee houden dat wanneer hij de prijs verhoogt, hij klanten kwijt zal raken. Kijk eens naar de volgende collectieve vraagfunctie:

Qv= -4P+20

Deze kun je omschrijven tot:

P= -1/4Q+5

Een monopolist kan dus zelf de prijs bepalen:

• Bij een prijs van 5 euro wil niemand het product kopen
• Bij een prijs van 3 euro zal het product 8 keer worden gekocht, de omzet is dan 24 euro
• Bij een prijs van 1 euro zal het product 16 keer worden gekocht, de omzet is dan 16 euro

LET OP! Door een verandering in de prijs kan de omzet stijgen, maar je weet nog steeds niet wat de winst doet. Dat ligt namelijk ook nog aan de kosten!

Oefenvraag:

We hebben te maken met een monopolist die zich bevindt op een markt van onvolkomen concurrentie. De collectieve vraagfunctie ziet er zo uit:

Qv= -5P+16

Hoe vaak wordt het product gekocht bij een prijs van 2 euro? En wat is dan de omzet?

Leerlingen die hier vragen over hebben, keken ook naar:

Break-even punt: wat is het en waarvoor heb je het nodig?

Tekenen van een vraag- en aanbodlijn: hoe zat dat ook alweer?

Kostprijs berekenen: hoe doe je dat en waar gebruik je het voor?