Het wederkerend voornaamwoord kan soms best lastig gevonden worden, ook in het Nederlands.

In het Duits verschilt het gelukkig niet heel veel.

Desondanks gaat Mr. Chadd je in dit artikel een goede uitleg geven over deze voornaamwoorden, dus lees gauw verder!

In het Duits heb je de volgende wederkerende voornaamwoorden:

• Ich …. mich
• Du … dich
• Er/sie/es/man … sich
• Wir … uns
• Ihr … euch
• Sie … sich (zowel bij de betekenis van zij als bij u)

Wederkerende voornaamwoorden zorgen eigenlijk dat het onderwerp in de zin terugkeert. In het Nederlands zeg je dat bijvoorbeeld in de zin ‘Ik heb me gisteren suf gegeten.’. ‘Ik’ is hierbij het onderwerp en deze keert in de zin terug door het woordje ‘me’. Deze hebben betrekking op dezelfde persoon. Ze lijken heel erg op de persoonlijke voornaamwoorden.

In het Duits werkt het precies hetzelfde, maar dan gebruik je andere woordjes. Klinkt logisch, toch? Een voorbeeld is ‘ Ich habe mich sehr gefreut auf ihrer Rückkehr’. Soms wordt ook nog een lijdend voorwerp aan de zin toegevoegd, omdat je een handeling uitvoert met een bepaald voorwerp. In dat geval klopt het bovenstaande rijtje niet meer helemaal. Voor de onderwerpen ich en du veranderen dan namelijk de wederkerende voornaamwoorden in mir en dir in plaats van mich en dich .

Laten we eens kijken hoe goed je het nu zelf kan!

Oefenen:

Vul in de zin in welk wederkerend voornaamwoord op zijn plaats is.

1. ‘Du hast … nicht beeilt.’
2. ‘Wir werden … gut vorbereiten.’
3. ‘Ihr habt … doch gefreut auf den Ferien.’

Leerlingen die hier vragen over hebben, keken ook naar:

De bezittelijke voornaamwoorden: wat zijn ze en hoe maak je ze?

Vormen van Sie

Voegwoorden: wat zijn het en hoe gebruik je ze?