Voegwoorden kunnen in het Duits behoorlijk verraderlijk zijn.

Welke zijn er allemaal en hoe gebruik je ze?

Mr. Chadd legt het je graag uit!

Wat zijn voegwoorden eigenlijk? Als het goed is, herken je ze wel uit het Nederlands. Je gebruikt ze namelijk aan het begin van een bijzin, nadat je een hoofdzin hebt gebruikt. Het gaat dan bijvoorbeeld om ‘omdat’, ‘toen’ of ‘als’. In het Duits gebruik je deze woordjes ook, maar dan natuurlijk in een andere vertaling. De meest voorkomende voegwoorden in het Duits zijn de volgende:

• Bevor (voordat)
• Als (toen)
• Obwohl (hoewel)
• Dass (dat)
• Ob (of)
• Wenn (als)
• Wann (wanneer)
• Weil (omdat)
• Nachdem (nadat)
• Denn (want)

Belangrijk om te onthouden is dat je vrijwel altijd aan het begin van de bijzin, dus voor het gebruiken van het voegwoord, een komma gebruikt om de bijzin van de hoofdzin te onderscheiden. Dit geldt niet alleen voor het Duits, maar ook voor het Nederlands.

Ook staat de persoonsvorm in de bijzin vaak aan het einde van de bijzin. Dit om te zorgen dat de zin goed loopt en je niet een hele rare zin uitspreekt. De enige uitzondering hierop geldt voor het woordje denn: hierbij staat de persoonsvorm wel gelijk achter het onderwerp. Dit klinkt misschien raar als je de zin uitspreekt, maar toch hoort dit in dit geval zo. Een voorbeeld is ‘Ich bin nicht krank, denn ich fühle mich fit’.

Even oefenen…

Maak van de volgende zinnen een hoofdzin en een bijzin. Voeg bij de bijzin een voegwoord toe.

1. ‘Wir haben zusammen gegessen. Das war praktischer.’
2. ‘Celine und Lily waren zu Hause gegehen. Sie sind nicht krank.’
3. ‘Ich habe kein Zeit. Ich habe eine Prüfung.’

Leerlingen die hier vragen over hebben, keken ook naar:

Vraagwoorden

Wederkerende voornaamwoorden (die Reflexivpronomen): wat zijn ze in het Duits?

Trappen van vergelijking in het Duits